In 1943 werd tuindersknecht Simon Kooter uit Blokker actief bij het verzet in Westfriesland. Eerst bij de Landelijke Hulp aan Onderduikers (LO), afdeling Blokker, vanaf halverwege 1944 bij de Knokploeg (KP) Enkhuizen/West-Friesland. De toen 22-jarige Kooter koos als verzetsnaam de naam Trenk, naar het personage Trenk de Pandoer uit een toen populaire historische film. De sterke “Trenkie” was volgens zijn commandant een echte zwoeger, die wel nooit leek te slapen. Hij was bij meer dan dertig acties betrokken, meest overvallen op voedseldepots van de Duitse bezetter, maar ook bij wapendroppings. Een onderscheiding daarvoor hoefde hij niet. “Wat ik heb gedaan, heb ik gedaan omdat het moest.”
Simon Kooter werd op 18 juli 1921 geboren op Bangert 34 in Blokker. Hij was de oudste zoon van Jacob Kooter en Maria Karsten. Na hem zouden er nog acht kinderen volgen. Twee van zijn broers verloor hij al jong, Cor in 1935, Wim in 1943. Hoewel hij in een katholiek gezin opgroeide, werd hij later Nederlands Hervormd.
Na zijn schooltijd ging Simon in 1939 in loondienst werken als tuindersknecht, totdat hij in 1943 in het verzet terecht kwam. Op voorspraak van de Enkhuizer onderwijzer Adrie Fluitman, beter bekend bij zijn verzetsnaam Flip, kwam de boomlange Simon (1.90 meter) halverwege 1944 bij de Knokploeg Enkhuizen/West-Friesland. Daar konden ze een sterke man als hij goed gebruiken
Meer dan dertig acties
In de loop van de tijd ontstond een vaste kern van zo’n dertien man/vrouw. Voor de ploeg waren ook twee vrouwen actief: Sjaan Fluitman (verzetsnaam Carla) die koerierster was voor zowel de LO als KP en Alie Commandeur uit Venhuizen. Alie was ook koerierster en ging voor de ploeg koken toen die moest verhuizen naar een kippenschuur in Zwaagdijk.
Aanvankelijk had de ploeg onderdak op de zolder van de boerderij van Thamis Commandeur in Venhuizen. Daar werden de mannen midden in de nacht van 19 op 20 oktober 1944 gewaarschuwd dat er containers vol wapens terecht waren gekomen langs de spoorlijn bij Hoogkarspel. De geallieerde piloot had de seinen voor de treinen per abuis aangezien voor de seinlampen van droppingveld Olivier bij Zwaagdijk.
Complimenten uit Engeland
De containers waren langs de spoorlijn terecht gekomen: op de weg, op de spoordijk en in het water. Én op het land van NSB-burgemeester Dirk Naastepad. Met behulp van de mestkar van Commandeur slaagden de KP’ers erin 90 procent van de zware containers in veiligheid te brengen. Dat de mannen van de KP nog zoveel van de als verloren beschouwde kostbare lading hadden weten te redden, leverde ze een compliment uit Engeland op.
De ijsfabriek van Enkhuizen
Klapstuk was wel de goed voorbereide overval op de ijsfabriek van Enkhuizen op 29 oktober 1944. In dit soort gekoelde ruimtes zoals zuivel-, kaas- en ijsfabrieken waren de voorraden voor de Duitse bezetter opgeslagen. Die voorraden waren goud waard in een tijd dat Nederland leed onder kou, gebrek aan brandstof en elektriciteit, maar vooral… eten.
In de ijsfabriek van Enkhuizen, waar normaal staven ijs lagen opgeslagen voor de vissers, slagers en de horeca, lagen de voorraden voor de daar gelegerde Wasserschutzpolizei. De opbrengst van de overval was de moeite meer dan waard: ruim 1.000 kilo boter, 1.100 worsten, 700 kilo bevroren vlees en vis en 15.000 eieren. De schuiten waarmee de buit naar Andijk werd afgevoerd waren dan ook onverantwoord diep geladen.
De Duitsers waren furieus. De bevolking werd aansprakelijk gesteld. NSB- burgemeester Broere kreeg opdracht om ervoor te zorgen dat alle gestolen waar terugkwam. Uiteindelijk stelden de Duitsers zich tevreden met een som geld. Iedere inwoner van Enkhuizen kon ‘s middags zijn bijdrage brengen in het gebouw “Tot nut van het algemeen”. Een groot deel van dat geld werd na de bevrijding overigens teruggevonden in de kas van de verslagen vijand.
“SS’ers” in Twisk
Behalve over wapens beschikte de ploeg ook over twee Duitse uniformen van de SS. Bij de overval op de kaasfabriek van Twisk op 10 november 1944 kwamen deze goed van pas. Hier lag een grote voorraad kaas, boter en andere levensmiddelen voor de Duitse militairen opgeslagen. Een paar grote veldschuiten, tot aan de waterlijn geladen, bleken niet genoeg om de gehele voorraad mee te nemen.
Helemaal geruisloos verliep de operatie niet. Rond middernacht kwam er een man af op het rumoer, gewapend met een revolver. Niet veel later bleek het de zeer pro-Duitse burgemeester Albert Teer te zijn, die naast de kaasfabriek woonde.
De “SS’ers” speelden hun rol overtuigend en vroegen of de man telefoon had, waarmee ze met de Ortskommandantur in Alkmaar konden bellen. De bedoeling van de KP’ers was om deze stiekem onklaar te maken, zodat er geen alarm kon worden geslagen. Dat laatste lukte door tijdgebrek niet, maar burgemeester Teer had geen enkele argwaan. Hij trakteerde het “Duitse bezoek” bij gebrek aan schnaps op een typisch Hollandse lekkernij: hangop, uitgelekte romige yoghurt. Daarna werden de “Duitsers” hartelijk uitgewuifd.
Voedsel voor waar de nood hoog was
De door de knokploeg gekraakte en in beslag genomen voorraden waren bestemd voor de ziekenhuizen in de regio, tehuizen voor bejaarden, voor (familie van) onderduikers en verzetsmensen. Maar ook voor de kerken, waar men wel wist waar de nood het hoogst was.
Er volgden succesvolle overvallen op de zuivelfabrieken op de Binnenwijzend (gemeente Hoogkarspel) en in Wervershoof waar de hele voorraad werd weggehaald. Bij veehouder Jan Schaper in Hoogkarspel stonden dertien koeien gestald, bestemd voor de Duitse Weermacht. De knokploeg haalde ze van stal en liet ze door slagers in Hoogkarspel slachten.
Daarnaast pakte de ploeg ook de zwarte handel door boeren in de buurt van Schellinkhout en Wijdenes aan.
Kippenschuur
In december 1944 kwam Thamis Commandeur zelf in de problemen en konden ze niet meer terecht op zijn zolder. Niet alleen omdat het te gevaarlijk was geworden; zoveel jonge mannen rond de boerderij begonnen in het oog te lopen. Ook het voeden van zoveel extra monden werd een probleem. “Jonges, de piepers benne op, jullie moste maar eens verkassen”, was de boodschap.
Het volgende adres was een stuk minder comfortabel: een afgelegen kippenschuur bij Gerrit Kanis, een eendenkooiker in Zwaagdijk. Dochter Alie Commandeur ging als kookster met de ploeg mee en kreeg als enige een kamer in huis. De mannen maakten in de schuur met karton van de papierfabriek in Enkhuizen een slaapvertrek met stromatrassen en een soort dagverblijf.
Vliegtuigexplosie bij Midwoud
Hier kreeg de knokploeg er in de nacht van 20 januari 1945 een bijzondere gast bij: de Amerikaanse luitenant Cecil “Tuck” Belton, piloot van een B-17 bommenwerper. Op de terugweg van een missie naar Duitsland, vloog Belton’s B-17 ‘The Lucky Lady’ door Duitse beschietingen beschadigd terug naar Engeland. Het toestel met acht bemanningsleden aan boord was net de Zuiderzee overgestoken, toen het ontplofte. Puin en lichamen stortten naar beneden in een veld zo’n 300 meter ten noordoosten van Midwoud.
Piloot Belton wordt door de explosie hoog de lucht in geslingerd en kan daardoor zijn parachute gebruiken. De zeven andere bemanningsleden hebben dat geluk niet. Cecil Belton zal de enige overlevende zijn.
De Amerikaan landt hard op zijn rug in 6 centimeter sneeuw, midden in de polder. Even is hij bewusteloos, dan komen er mannen op klompen aangesneld. Niet veel later wordt Belton op een fiets gezet. Hij heeft nog nooit in zijn leven gefietst. Tussen twee verzetsmannen, Flip Fluitman en Trenk Kooter, wordt hij overeind gehouden. Op een nabijgelegen boerderij worden zijn uitrusting en uniform onder een vat kool verstopt en krijgt hij burgerkleding.
Na een paar kilometer bereiken ze het onderkomen van de knokploeg. “Een oud houten kippenhuis, een kippenhut”, zou luitenant Belton het bouwsel later omschrijven.
Vuurgevecht in Hoogkarspel
Belton blijft er ruim een week en wordt direct ingezet om wacht te lopen. Al na twee dagen is hij betrokken bij een noodactie van de knokploeg. In café Bantam in Hoogkarspel zitten dertig burgers, die illegaal hout aan het kappen waren. Ze zijn opgepakt door de Landwacht, de NSB-hulppolitie van de Duitsers. De knokploeg besluit inderhaast een poging te doen om ze te bevrijden. Dat laatste lukt, maar de actie eindigt in een drama. Een van de knokploegleden, Constant (verzetsnaam Steef) Meyer, schiet een Landwachter die de groep moet bewaken dood. Waarna een tweede landwachter Meyer neerschiet, die levensgevaarlijk gewond raakt. Hij ondergaat een noodoperatie en overleeft maar ternauwernood.
De wraak van de Duitsers is groot. Op 6 februari 1945 worden voor het raadhuis van Hoogkarspel vijf verzetsstrijders uit de Weteringschansgevangenis in Amsterdam gefusilleerd.
Intussen leren de leden van de knokploeg hun Amerikaanse gast fietsen, zodat hij vervoer heeft om de geallieerde linies te bereiken. Op 28 januari vertrekt Belton op de fiets naar Spanbroek. Cecil Belton zal de oorlog overleven.
Na deze actie voelt de knokploeg zich niet meer veilig in Zwaagdijk. De wapens worden in de eendenkooien verborgen en de mannen gaan op zoek naar een nieuwe onderduikplek. De ploeg kan terecht in een blokhut en kippenschuur in de boomgaard achter de druivenkas van Koster aan de Blokdijk bij Schellinkhout. Het grote voordeel is dat daar ruimte voor ontsnapping is. Met polsstokken is het mogelijk om over sloten de weg te bereiken. Hier aan de Blokdijk zal Simon Kooter zijn latere vrouw Riet Koster ontmoeten.
De 4e sectie gewestelijke stormtroepen
Veel acties “buiten” zijn er niet meer. De KP Enkhuizen/West-Friesland is namelijk uitverkoren om de 4e sectie van de gewestelijke stormtroepen te gaan vormen. Die bestaat uit 65 man. De broeikas van Koster wordt militair oefenterrein; in het veld worden de mannen getraind in pionieren, aanvallen en terugtrekken.
Op 1 mei 1945 wordt het sein tot verzamelen gegeven. Voor vier jonge mannen uit Andijk die zich komen melden loopt hun tocht fataal af. Zij hebben de pech de beruchte Hoornse Landwachtcommandant Van der Spek tegen te komen. Die schiet eerst Gosse Dijkstra zonder vorm van proces neer met de woorden: “Ik zal eerst deze wel even nemen, voordat ze komen.”
Zijn kameraden Jo Smink, Jan Kort en zijn broer Ruurd Dijkstra worden kort daarna bij het gemeentehuis van Zwaag doodgeschoten; slechts één man weet te ontkomen. De vier slachtoffers worden op 4 mei 1945 in Andijk begraven.
De bevrijding
Op de dag van de capitulatie, 4 mei ‘s avonds, is Simon in zijn woonplaats Blokker. Terwijl de inwoners van Blokker zich nog afvragen of zij nu echt de vlag kunnen uitsteken, aarzelt Trenk geen moment. Buiten medeweten van NSB-burgemeester Cor Koeman hangt hij op het raadhuis de vlag uit en spreekt hij om half negen ’s avonds als zelfbenoemde plaatsvervangend burgemeester de verzamelde menigte toe. De mensen gaan daarna rustig huiswaarts, omdat de avondklok nog steeds geldt, aldus een ooggetuigenverslag in de Enkhuizer Courant van 17 mei 1945.
Naar Alkmaar
Een paar dagen later rukt de 4e sectie uit: met drie vrachtauto’s en vier motorfietsen, de mannen gekleed in blauwe overall met Oranje band, stengun in de hand. Een als Rode- Kruiswagen ingerichte bestelwagen completeert de stoet. In Alkmaar sluit de 4e sectie zich aan bij de feestelijke intocht van de zegevierende Canadezen.
Na de oorlog
Na de oorlog blijkt het spaargeld van Simon Kooter met duizend gulden te zijn geslonken, een bedrag dat nu zou overeenkomen met ruim 10.000 euro. Voor de goede zaak mocht wel een persoonlijk offer worden gebracht, vond Kooter. Het is volgens zijn oud-commandant Adrie (verzetsnaam Flip) Fluitman tekenend voor zijn persoon.
In een brief van november 1949 aan Stichting 40-45 typeert Fluitman Simon Kooter “als een zwoeger in de ware zin des woords”. Hij was iemand die zich lichamelijk niet ontzag. Slecht weer, regen, vorst of hitte, overdag of ’s avonds, het maakte voor hem niks uit, volgens Fluitman. Hij schrijft dat hij zich niet kan heugen dat hij Trenk ooit heeft zien slapen.
Gedeeltelijk afgekeurd
Simon komt blijkens een briefwisseling tussen het ministerie van Oorlog en een huisarts in Bovenkarspel mentaal niet ongeschonden uit de oorlog. Deze arts kan zelf de aan hem gevraagde verklaring over de gezondheidstoestand van Simon Kooter niet geven, vanwege zijn medisch beroepsgeheim. Om Simon toch van dienst te kunnen zijn, adviseert hij een onderzoek en verklaring door een onafhankelijke arts.
Hoe en of dit onderzoek heeft plaatsgevonden is niet bekend. Simon Kooter wordt in elk geval voor 30 procent afgekeurd en ontvangt een invaliditeitsuitkering. Pas in 1948 gaat hij weer als tuindersknecht aan het werk bij zijn toekomstige schoonvader Piet Koster.
Op 1 december 1949 trouwt hij met de jonge weduwe Riet Koster, die dan al een dochtertje heeft. Samen zouden zij nog vijf kinderen krijgen.
Naar Duitsland
In 1954 verhuist het gezin Kooter naar Erica in Drenthe waar Simon tot 1966 zijn eigen tuindersbedrijf heeft. Als dat failliet gaat, verhuist de familie op aandringen van Riet naar Duitsland, waar volgens haar genoeg werk is. Simon treedt als tuindersknecht in loondienst bij de firma Deiters in het Duitse Mandelsloh in Nedersaksen.
Zijn laatste baan is bij de firma Benecke in Vinnhorst bij Hannover, waar hij tot 1982 in dienst is als fabrieksarbeider.
Na zijn pensionering gaan Riet en Simon in Niedernstöcken wonen, waar Simon op 15 augustus 1993 op 73-jarige leeftijd overlijdt. Het hele dorp is op zijn begrafenis aanwezig. Hij was een zeer geliefd persoon, die volgens zijn dochter Ria altijd voor iedereen klaarstond.
Met werken en wonen in Duitsland heeft Trenk ondanks zijn verzetsverleden nooit een probleem gehad, vertelt zijn dochter Ria. “Mijn vader heeft altijd een onderscheid gemaakt tussen de nazi’s, die hij echt slecht vond en de gewone Duitse soldaten die ook maar naar het front werden gestuurd en zoons, echtgenoten en vaders waren.”
Decoratie geweigerd
Aan zijn kinderen heeft hij vrijwel nooit iets over de oorlog en zijn verzetsverleden verteld, zegt zowel oudste zoon Nico als dochter Ria. Zij kenschetsen hun vader als een bescheiden, lieve, vriendelijke man, die niet graag op de voorgrond stond. Ria Detloff-Kooter: “Pas de laatste jaren, toen ik zelf al kinderen had, liet hij er wel eens iets over los. Het meeste wat ik over zijn verzetsverleden weet, heb ik van anderen gehoord. Ik ben eens met hem mee geweest naar een reünie van de knokploeg. Daar vertelde iemand mij: “Als je vader er niet was geweest, waren velen van ons er niet meer geweest.”
Toen hij werd uitgenodigd om naar Nederland te komen om gedecoreerd te worden, weigerde hij. Dochter Ria: “Echte verzetsstrijders laten zich niet decoreren. Ik heb gedaan wat ik heb gedaan, omdat het moest’, was zijn reactie.”
Kort voor zijn dood is zoon Nico met zijn vader op bezoek geweest in Nederland, waar een vroegere verzetskameraad hem zei: “Als je eens wist wat je vader allemaal in de oorlog heeft gedaan, zou je verbaasd staan.”
Bronnen:
* “De jaren ’40-’45 in West-Friesland of Hoe Flip en Fiet samen en apart door de ondergrondse rolden”, opgeschreven door Hessel Fluitman in 1998 onder andere op basis geschreven aantekeningen en interview met Adriaan (A.J.H.) (Flip) Fluitman, onderwijzer in Enkhuizen en Fiet Fluitman-Heijdeman (tijdens WO2 verloofde van Flip).
* Brief A. (Adriaan). H.J. Fluitman, leider knokploeg Oostelijk Westfriesland aan Stichting 1940-1945 met inlichtingen over Simon Kooter.
* Artikel in de Enkhuizer Courant van 17 mei 1945 van D.D.P. Honijnk, directeur-hoofdredacteur, over het werk van de 4e sectie gewestelijke stormtroepen District II, waartoe Simon Kooter behoorde.
* Eigen verklaring Simon Kooter uit 1953 aan Ministerie van Oorlog
* Verklaring uit 1982 van de leider van de KP Enkhuizen, Taede Laagland (verzetsnaam Ted), dat Simon Kooter vanaf half 1944 op voorspraak van Flip Fluitman deel uitmaakte van de Knokploeg Enkhuizen. De verklaring is ondertekend door zeven anderen, onder wie de commandant van sectie IV van de gewestelijke stormtroepen gewest II, Adriaan (Flip) Fluitman en LO-leiders Piet Dudink en Simon Kok.
* Kroniek van een knokploeg in oostelijk West-Friesland, P.J. de Vries 1994 (Vereniging Oud Enkhuizen).
* Gesprekken en mailverkeer met Ria Detloff-Kooter, Nico Kooter en Jaap en Cor Kooter.