Frisia Benima: de Joodse penningmeester die niet terugkeerde
Frisia Benima is 18 jaar als ze in Hoorn komt wonen. Ze heeft hier een baan gekregen. Frisia gaat op kamers wonen en wordt lid van de gymnastiekvereniging en van muziekvereniging Sappho. Bij Sappho wordt ze penningmeester. Totdat ze als Joodse van de nazi’s geen lid meer mag zijn en uit Hoorn moet vertrekken. Via Amsterdam en kamp Vught belandt Frisia in kamp Westerbork. Daar wordt ze direct na aankomst op 8 juni 1943 met 3.000 anderen naar een vernietigingskamp gedeporteerd. Drie dagen later sterft Frisia Nora Benima in de gaskamers van Sobibór. Ze wordt maar 32 jaar.
Frisia Nora Benima is op 15 juli 1911 in Amsterdam geboren. Later verhuist het gezin naar Apeldoorn. Ze is de enige dochter van Bernardus Benima en Hanna Pels. Ze heeft een broer: Leonardo. Leo is tien jaar ouder dan zij en wordt boekhouder. Het gevoel voor cijfers zit in de familie.
Als ze 18 is, krijgt Frisia een baan op kantoor in Hoorn. Ze gaat hier op kamers. Eerst bij een weduwe op de Westersingel, daarna bij het echtpaar Kuiper op de Draafsingel. In die periode overlijdt haar moeder. Frisia is pas 25 als ze haar moeder verliest. Haar broer Leo is intussen getrouwd: met Sara van Thijn.
Frisia voelt zich al gauw thuis in Hoorn. Omdat ze goed piano kan spelen, is ze lid geworden van gymnastiekvereniging Allebé. Daar zorgt ze voor de begeleiding van de dames. Ze wordt ook lid van de Koninklijke Concert- en Zangvereniging Sappho. De oudste muziekvereniging van Hoorn bestaat dan al zo’n 85 jaar en Frisia iss erbij als Sappho in 1936 een jubileumconcert geeft. Kort daarna wordt ze gekozen in de kascontrolecommissie.
Penningmeester van Sappho
Ze doet haar werk goed en dat valt kennelijk op. Een paar maanden later heeft de club een tweede penningmeester nodig voor het innen van de contributies. Het oog valt op Frisia, die daarvoor wordt benoemd als tweede penningmeester. Ze komt in het bestuur van Sappho. Als er bij de club in 1939 een vacature komt voor 1e penningmeester wordt ze met algemene stemmen gekozen.
Intussen heeft ze door omstandigheden alweer moeten verhuizen. In 1937 vindt ze een kamer bij Pieter Schoenmaker in de Baanstraat 36. Als hij een jaar later overlijdt, moet ze opnieuw op zoek naar een kamer. Die vindt ze bij Jannes Lamberts, conciërge bij de Rijks HBS. Hij woont met zijn gezin in de conciërgewoning aan de Bontekoestraat (nu: J.D. Pollstraat).
Frisia heeft het druk met haar werk als penningmeester voor Sappho. In het speciaal hiervoor gekochte schrift noteert ze nauwkeurig de gegevens over de girorekening, de contributierekeningen en het salaris van dirigent Gerard Boedijn. Ook houdt ze in haar keurige handschrift de inkomsten en uitgaven bij van de concerten en maakt ze de financiële jaarverslagen.
Dan breekt op 10 mei 1940 de oorlog uit. Rotterdam wordt gebombardeerd. Er vallen meer dan duizend doden en naar schatting 80.000 Rotterdammers raken dakloos. Overal in Nederland zijn er hulpacties. Ook in Hoorn. Sappho geeft op 3 juli een concert in de Noorderkerk. De opbrengst is bestemd voor hulp aan de slachtoffers van het bombardement.
Niet meer welkom als Joodse
Frisia had bij haar inschrijving in Hoorn bij religie opgegeven “geen”. Voor de Duitse bezetter maakt dat niet uit. Ze word vanwege haar Joodse ouders en grootouders als 100 procent (vol) Joods beschouwd en krijgt te maken met anti-Joodse maatregelen. De ene na de andere. In 1941 moet ze zich als Joodse laten registreren. Een paar maanden later mag ze als Joodse geen lid meer zijn van Allebé en Sappho. In de bibliotheek, in de bioscoop, in de parken; nergens is ze als Joodse meer welkom.
Ze moet ook nog eens op zoek naar andere huisvesting. Het schoolgebouw en de conciërgewoning aan de Bontekoestraat worden door de Duitse bezetter gevorderd. Frisia verhuist op 1 augustus 1941 naar Gedempte Turfhaven 7b. Ze woont er boven het administratie- en accountantskantoor van J. Paauw. Het zou goed kunnen dat ze met haar boekhoudkundige achtergrond ook voor Paauw heeft gewerkt.

Gedwongen naar Amsterdam?
In 1942 begint de concentratie van Joden in Amsterdam. Zo kan de Duitse bezetter de Joden makkelijker naar de Hollandse Schouwburg verdrijven en kan de deportatie naar kamp Westerbork georganiseerd verlopen. De Hoornse Joden moeten op 20 april 1942 verplicht naar Amsterdam vertrekken. Die dag vertrekt een groep van zestien Joodse mensen met de trein naar Amsterdam. Lang is aangenomen dat Frisia daar ook bij was. Haar naam staat op de plaquette die in 2020 in een zijmuur van het stationsgebouw in Hoorn werd geplaatst.
Of Frisia ook werkelijk hoordt bij de groep die op 20 april vertrekt, wordt nu betwijfeld. Op haar registratiekaart in kamp Westerbork staat namelijk als laatst bekende adres in Hoorn Venenlaan 13. Is ze daar ondergedoken geweest? Zeker is dat de eigenaren van Venenlaan 13 kamers verhuurden. Ook aan Joodse mensen. Maar onderduikers laten zich natuurlijk niet officieel registreren.
Concentratiekamp Vught
Een feit is, dat Frisia pas op 12 november 1942 is uitgeschreven in het bevolkingsregister van Hoorn. Haar nieuwe adres is Amstel 151-1 in Amsterdam. Zeker is ook dat ze op 27 januari 1943 in concentratiekamp Vught arriveert. De officiële naam is SS Konzentrationslager Herzogenbusch.
Het is die dag bitter koud. Frisia moet al haar bezittingen inleveren en krijgt een gevangenispak. Het is koud en vuil in het kamp. De eerste maanden sterven in dit Brabantse kamp ruim honderdveertig mensen door mishandeling, ziekte en ondervoeding.
In de zomer van 1943 beginnen de transporten naar Westerbork. Ook Frisia staat op de lijst om naar Drenthe gedeporteerd te worden.
Op 7 juni arriveert Frisia Nora Benima in kamp Westerbork. De volgende dag al wordt ze met drieduizend anderen een goederentrein ingedreven. De bestemming is Sobibór in Polen, een reis van drie dagen vol verschrikkingen.
Bij aankomst op 11 juni 1943 worden mannen en vrouwen gescheiden. Na het afgeven van hun bagage en kleding worden ze naakt naar de douches gedreven. Er is geen ontsnapping mogelijk. Het dodelijke gas doet zijn werk. Niemand overleeft de moord. Op 11 juni 1943 sterft Frisia Nora Benima, slechts 32 jaar oud.
Van het gezin Benima overleeft niemand de oorlog. Frisia’s vader is op 14 september 1942 in Auschwitz overleden. Haar broer Leo en zijn vrouw Sara zijn op 9 juli 1943 in de gaskamers van Sobibor vermoord.
Op 6 en 7 juni 1943 beginnen vanuit kamp Vught de deportaties naar Kamp Westerbork. Ook Frisia behoort tot de groep Joden die naar Westerbork moet. Daar komt ze blijkens de administratie van kamp Westerbork op 7 juni. Een dag later wordt ze gedeporteerd naar kamp Sobibor.
Een herinnering aan Frisia
Zestig jaar na de oorlog herinnert iemand in Hoorn zich dat Sappho in de oorlog een Joodse penningmeester had. Hij vraagt de burgemeester of die kan uitzoeken wat er met haar is gebeurd. Gemeentearchivaris Leo Hoogeveen duikt in de geschiedenis en legt haar levensverhaal vast.
In 2016 wordt er in de stoep voor Gedempte Turfhaven 7b een struikelsteen voor Frisia Nora Benima geplaatst.
Koninklijke zangvereniging Sappho duikt een aantal jaren later ook in haar geschiedenis. In 2024 en 2025 vertelt voorzitter Margot Bakels Frisia’s trieste levensverhaal tijdens Open Joodse Huizen|Huizen van verzet.
Het vrijheidsconcert 2025 dat Sappho op 5 mei geeft, wordt een ode aan Frisia Nora Benima en alle andere Hoornse slachtoffers van het naziregiem.