De familie Stuijfbergen: een gezin in het verzet

Door het (gewapende) verzetswerk van zoon Kees raakte een groot deel van het gezin Stuijfbergen bij zijn activiteiten betrokken. Bij een inval in 1944 thuis op Koepoortsweg 16 werden zijn ouders en zijn oudste broer Leo gearresteerd. Ze konden vrijkomen als Kees zich zou melden. Zijn ouders en broer hielden hun mond. Het kwam ze alle drie op gevangenisstraf te staan, het kostte Leo zelfs zijn leven. Vader Simon kwam in Kamp Amersfoort terecht en werd na een maand vrijgelaten. Moeder Maria bracht twee zware maanden door in de gevangenis in Amstelveen. Leo werd naar Kamp Vught gestuurd en gedeporteerd naar het beruchte concentratiekamp Bergen-Belsen. Daar overleed hij op 9 maart 1945 aan vlektyfus. Sam sloot zich enkele maanden na de arrestatie van zijn broer en ouders aan bij de Knokploeg Hoorn waar Kees toen al langer deel van uitmaakte.

De laatste foto van alle kinderen Stuijfbergen bij elkaar, gemaakt op 24 oktober 1943. Van links naar rechts: Sam, Lied, Leo, Kees, Bep, Toos en Jaap (foto: familie Stuijfbergen).
De laatste foto van alle kinderen Stuijfbergen bij elkaar, gemaakt op 24 oktober 1943. Van links naar rechts: Sam, Lied, Leo, Kees, Bep, Toos en Jaap (foto: familie Stuijfbergen).

In het rooms-katholieke gezin van Simon (1895-1963) en Maria (Marie) Stuijfbergen-Koopman (1891-1954) heerste meteen vanaf het begin van de bezetting een sterk anti-Duitse en anti-NSB houding. Er waren zeven kinderen tussen de tien en twintig jaar: Leo (1920), Kees (1921), Bep (1923), Lied (1924), Sam (1924), Toos (1928) en Jaap (1929).

Simon Stuijfbergen, leraar Engels op de Mulo, had volgens zoon Kees een sterk rechtvaardigheidsgevoel. “Hij was het die ons verontwaardigd voorging in anti-Duitse, èn – niet minder – anti NSB-gevoelens.”

Simon Stuijfbergen (links) met zijn collega’s van de mulo: Jo Willems en Piet van Iersel (rechts). Bij Piet van Iersel thuis in de Baanstraat was de eerste opvang van de onderduikers die Kees Stuijfbergen met de trein naar Hoorn bracht (foto: familie Van Iersel).
Simon Stuijfbergen (links) met zijn collega’s van de mulo: Jo Willems en Piet van Iersel (rechts). Bij Piet van Iersel thuis in de Baanstraat was de eerste opvang van de onderduikers die Kees Stuijfbergen met de trein naar Hoorn bracht (foto: familie Van Iersel).

De eerste illegale activiteiten

Kees werd al snel lid van de in 1941 verboden politieke partij, de Nederlandse Unie. Daar ontstonden de eerste contacten en begonnen de eerste verzetsactiviteiten: het verspreiden van illegale blaadjes als Christofoor, Je Maintiendrai en Ons Volk.

Via een kapelaan van de Cyriacuskerk op het Grote Noord kreeg Kees het verzoek om een onderduikplaats te verzorgen voor een student uit Den Helder. Deze bracht Kees onder in Spanbroek, op de boerderij Jan Schipper, die hij via zijn werk op de gemeentesecretarie van Wognum had leren kennen. Na deze ene onderduiker volgden vele anderen. Kees moest de onderduikers opvangen bij de stations van vertrek en ze per trein begeleiden naar Hoorn. Hij bracht ze naar Baanstraat 36, naar de familie Van Iersel, een collega van zijn vader. Daar namen anderen het stokje over en verzorgden het verdere vervoer van de onderduikers naar een “vaste” plek.

De boerderij van Jan en Marie Schipper op de Zomerdijk in Wognum. Hier zijn tijdens de oorlog zeker tweehonderd onderduikers opgevangen. Achter de boerderij lag Droppingveld Mandrill (foto: familie Stuijfbergen).
De boerderij van Jan en Marie Schipper op de Zomerdijk in Wognum. Hier zijn tijdens de oorlog zeker tweehonderd onderduikers opgevangen. Achter de boerderij lag Droppingveld Mandrill (foto: familie Stuijfbergen).

Overvallen op distributiekantoren

Van het een kwam het ander. Toen er gebrek aan voedselbonnen kwam en er grote behoefte was aan persoonsbewijzen was het overvallen van distributiekantoren een oplossing. De eerste overval waar Kees bij betrokken was, was die op een distributiekantoor in Spanbroek.

De volgende succesvolle overval pleegde Kees in Hoorn samen met zijn verzetskameraad Henk Kleipoel. Uit het distributiekantoor op het Breed werd de hele bevolkingsadministratie weggehaald en verbrand in de verwarmingsoven van het Sint Jans ziekenhuis op de Koepoortsweg.

Op 26 februari 1944 haalden Kees Stuijfbergen en Henk Kleipoel de hele bevolkingsadministratie weg uit het distributiekantoor aan het Breed. De boel werd verbrand in de verwarmingsoven van het Sint Jans Gasthuis op Koepoortsweg 35 (foto: Beeldbank Vereniging Oud Hoorn).
Op 26 februari 1944 haalden Kees Stuijfbergen en Henk Kleipoel de hele bevolkingsadministratie weg uit het distributiekantoor aan het Breed. De boel werd verbrand in de verwarmingsoven van het Sint Jans Gasthuis op Koepoortsweg 35 (foto: Beeldbank Vereniging Oud Hoorn).

In mei 1944 nam Kees deel aan een overval op het gemeentehuis in Ursem. Daar werden het hele bevolkingsregister, blanco persoonsbewijzen, distributie-stamkaarten en stempels buitgemaakt.

Een verzetskameraad kwam op 11 juli 1944 het bericht brengen dat Kees beter niet thuis kon slapen. Er dreigde onraad, bleek uit een van de Duitsers afgeluisterd bericht.

Sam (20) sliep al elders. Die werkte voor de Landelijke organisatie voor Hulp aan Onderduikers en had een vals persoonsbewijs.

Leo (24), priesterstudent, had zijn studie opgegeven en woonde weer thuis. Hij had hij zich moeten melden voor tewerkstelling in Duitsland, maar rekende erop dat hij als priesterstudent vrijstelling zou hebben.

Koepoortsweg, met rechts op de hoek van de Merensstraat (met dakkapel) de woning van de familie Stuijfbergen (foto: Beeldbank Vereniging Oud Hoorn).
Koepoortsweg, met rechts op de hoek van de Merensstraat (met dakkapel) de woning van de familie Stuijfbergen (foto: Beeldbank Vereniging Oud Hoorn).

Gearresteerd en gevangen gezet

Die nacht om vier uur werd er bij huize Stuijfbergen aangebeld. Het huis bleek omsingeld. Simon, Maria en Leo werden gearresteerd op bevel van de beruchte Willy Lages, chef van de Sicherheitsdienst in Amsterdam. De drie kregen te horen dat ze vrij konden komen als Kees zich zou melden. Simon kon zijn 16-jarige dochter Toos nog net influisteren dat Kees dat onder geen voorwaarde moest doen.

Maria werd overgebracht naar de vrouwengevangenis aan de Amstelveenseweg in Amsterdam. Simon kwam in kamp Amersfoort terecht, waar hij na een maand werd vrijgelaten. Maria zat bijna twee maanden vast. Vanwege de gezondheidsproblemen die ze in de gevangenis had gekregen, werd ze met een ziekenauto thuisgebracht.

De dag na de thuiskomst van Marie uit de gevangenis was het huis één bloemenzee (foto: familie Stuijfbergen).
De dag na de thuiskomst van Marie uit de gevangenis was het huis één bloemenzee (foto: familie Stuijfbergen).

Leo was overgebracht naar de strafbarak in Kamp Vught. Het laatste teken van leven van hem was een brief op gevangenispapier, die hij op 16 augustus vanuit zijn cel in Vught naar zijn ouders stuurde. Daarna werd Leo op transport gezet naar gevangenis- en concentratiekamp Bergen-Belsen.

Pas twee maanden ná de bevrijding kwam er een einde aan de onzekerheid over zijn lot. In juli 1945 kregen zijn ouders te horen dat Leo op 9 maart in Bergen Belsen was overleden aan vlektyfus.

Precies een jaar na zijn arrestatie was er op 12 juli 1945 in de Cyriacuskerk een herdenkingsdienst voor Leo.

Krijgsgevangen- en Concentratiekamp Kamp Bergen-Belsen op 17 april 1945. De hygiënische omstandigheden waren hier erbarmelijk. Leo overleed op 9 maart 1945 aan vlektyfus. Hij was een van de 70.000 slachtoffers van het nazi-regiem (foto: John Morris, Keizerlijk Oorlogsmuseum).
Krijgsgevangen- en Concentratiekamp Kamp Bergen-Belsen op 17 april 1945. De hygiënische omstandigheden waren hier erbarmelijk. Leo overleed op 9 maart 1945 aan vlektyfus. Hij was een van de 70.000 slachtoffers van het nazi-regiem (foto: John Morris, Keizerlijk Oorlogsmuseum).
Leo Stuijfbergen overleed op 25-jarige leeftijd in Bergen-Belsen (foto: familie Stuijfbergen).
Leo Stuijfbergen overleed op 25-jarige leeftijd in Bergen-Belsen (foto: familie Stuijfbergen).

Ondergedoken in Amsterdam

Na de arrestatie van zijn ouders en broer was Kees ondergedoken in Amsterdam en werd hij lid van de knokploeg Amsterdam. Samen met Kees Geurtsen, ook uit Hoorn, had hij op het Valeriusplein een onderduikadres gevonden.

Van daaruit raakten de twee betrokken bij verschillende sabotageacties in Noord-Holland.

Zo pleegde de knokploeg Amsterdam op 18 augustus 1944 een succesvolle overval op een distributiekantoor in Oudorp. Ze maakte er onder andere bijna tienduizend bonkaarten en ruim drieëntwintigduizend noodrantsoenen voor levensmiddelen buit.

Op de terugweg naar Amsterdam werden Kees Geurtsen en Kees Stuijfbergen de volgende dag bij Limmen achternagezeten door een groep landwachters. Er werd geschoten en Kees Geurtsen sprong een sloot in. Kees Stuijfbergen kon helaas niet zwemmen en werd opgepakt.

Na de arrestatie van zijn ouders en broer dook Kees samen met zijn plaatsgenoot Kees Geurtsen onder op Valeriusplein 20 in Amsterdam (foto Stadsarchief Amsterdam).
Na de arrestatie van zijn ouders en broer dook Kees samen met zijn plaatsgenoot Kees Geurtsen onder op Valeriusplein 20 in Amsterdam (foto Stadsarchief Amsterdam).

Op de vlucht

Kees belandde in Castricum in de cel en was ervan overtuigd dat zijn laatste uur had geslagen. Hij werd verhoord en opnieuw naar zijn cel gebracht. Onderweg, zoekend naar mogelijkheden om te ontsnappen, zag hij een openstaand raam. Bij zijn celdeur slaagde hij erin zijn bewaker neer te slaan en via het open raam het dorp in te vluchten. Toen Kees op een willekeurig adres vanuit een tuin de keuken instapte, trof hij tot zijn geluk een vrouw die hem wilde helpen. Na een week kon hij terug naar Amsterdam. Daar trof hij Kees Geurtsen weer. Die was erin geslaagd uit handen van de Duitsers te blijven.

Op 5 september 1944, toen de Canadezen in het zuiden Nederland binnentrokken, brak bij de Duitse bezetter en NSB’ers paniek uit. Heel Nederland rook de bevrijding. De in Amsterdam ondergedoken knokploegleden uit Hoorn – Georges Trigallez en zijn verloofde Henny Schat, Ab Vortman en politieman Joop Oosterwijk – besloten terug te keren naar West-Friesland om “thuis” de bevrijding af te wachten.

Helaas liet die in het Westen nog acht lange maanden op zich wachten.

Terug naar West-Friesland

Eerst vanuit Berkhout en later vanuit een onderduikadres in de Wogmeer waren ze bij diverse acties betrokken. Zie ook: Een verloofd stel in het gewapend verzet – Oorlog in Hoorn

De Hoornse knokploeg onder leiding van Henk Kleipoel bestond uit acht man en één vrouw, Henny Schat. Bij de ploeg was inmiddels ook Cees Dijkstra uit Hoorn aangesloten, alsmede een zekere Karel Weinreich. “Duitse Kareltje” was een Duitse deserteur, die eerder deel had uitgemaakt van de Knokploeg Alkmaar. Korte tijd zat er ook een Pool bij de knokploeg. Vanwege taalproblemen verliet hij de ploeg al snel. In zijn plaats kwam de net 21 jaar geworden Sam Stuijfbergen bij de Knokploeg.

Foto van een wapendropping ergens in Noord-Holland.
Foto van een wapendropping ergens in Noord-Holland.

Sam bij de knokploeg

Sam had op 8 september meegeholpen bij de eerste wapendropping op droppingveld “Mandrill” bij Jan Schipper aan de Zomerdijk in Wognum (nu Spanbroek). Maar hij wilde meer en vroeg zijn broer of hij bij de knokploeg kon komen. Iedereen was akkoord.  De Hoornse knokploeg, inclusief Sam, werd daarna ingezet bij een wapendropping in Spierdijk.

Eind november pleegde de groep een overval op het gemeentehuis van Obdam, waar ze het hele bevolkingsregister weghaalde.

Vanwege de voedselschaarste had de knokploeg ook de taak om zwarte handel aan te pakken. Bij een overval op de jamfabriek van een NSB’er in Blokker werden 2.500 potten jam en elf balen suiker  buitgemaakt. De ziekenhuizen in Hoorn en Amsterdam waren er blij mee!

Liquidaties, wraak en executies

Een van de zaken waar de leden van de knokploeg het meeste moeite mee hadden, waren de liquidaties van “foute” Nederlanders die het verzet in groot gevaar brachten. Zo moest Kees in het voorjaar van 1944 het zware besluit nemen om een jonge Joodse vrouw met contacten met de Duitsers te laten liquideren. “Een bijzonder tragische gebeurtenis en een moeilijke beslissing”, schreef hij daar later over.

Ook de liquidatie van een foute nachtwaker op het Arbeidsbureau leverde veel spanning op. Het waren volgens Kees zeer aangrijpende gebeurtenissen, waarbij de overledenen ook nog eens (voorlopig) begraven moesten worden achter op het land.

Deze iedereen zwaar vallende besluiten, waarvoor het commando van bovenaf kwam en waarover binnen de ploeg unaniem moest worden beslist, raakten de leden diep.

Dat gold ook voor de liquidatie in Hoorn van SS-rottenführer George Herlee op 31 december 1944 door Kees Geurtsen, Karl Weinreich en Georges Trigallez. Herlee dreigde het hele verzet op te rollen.

Uit wraak voor het doodschieten van Herlee executeerden de Duitsers vijf verzetsmensen die in Amsterdam gevangen zaten. Zie ook: De liquidatie van SS-er George Herlee – Oorlog in Hoorn

De aankomst van NSB-burgemeester Zondervan bij de gevangenis op Oostereiland. Links achter hem Kees Stuijfbergen (met bril). Rechts naast hem Henk Kleipoel en Sam Stuijfbergen (foto: Westfries Archief, J.D. Osinga).
De aankomst van NSB-burgemeester Zondervan bij de gevangenis op Oostereiland. Links achter hem Kees Stuijfbergen (met bril). Rechts naast hem Henk Kleipoel en Sam Stuijfbergen (foto: Westfries Archief, J.D. Osinga).

Na de capitulatie kreeg Kees Stuijfbergen de eer om de bij velen gehate NSB’burgemeester Zondervan te arresteren. Vergezeld door marechaussee Doeke Dam en de overige leden van de knokploeg werd Zondervan onder grote publieke belangstelling overgebracht naar de gevangenis op Oostereiland.

Toen op 10 mei de – Canadese – bevrijders in Hoorn officieel op het stadhuis werden ontvangen, vormden leden van de knokploeg de erewacht.

De voltallige knokploeg na de bevrijding. Op de bovenste rij van links naar rechts Kees Geurtsen, Georges Trigallez en Sam Stuijfbergen. Middelste rij: Cees Dijkstra, Ab Vortman (met baret), Henk Kleipoel, Kees Stuijfbergen en Karel Weinreich. Zittend met bloemen Joop Oosterwijk (foto: Westfries Archief, J.D. Osinga)
De voltallige knokploeg na de bevrijding. Op de bovenste rij van links naar rechts Kees Geurtsen, Georges Trigallez en Sam Stuijfbergen. Middelste rij: Cees Dijkstra, Ab Vortman (met baret), Henk Kleipoel, Kees Stuijfbergen en Karel Weinreich. Zittend met bloemen Joop Oosterwijk (foto: Westfries Archief, J.D. Osinga).

Het boek van Kees

De leden van de knokploeg hadden afgesproken nooit met anderen over hun activiteiten in het verzet te spreken. Dat we nu zoveel weten over wat de familie Stuijfbergen overkwam, is te danken aan Kees Stuijfbergen. Hij schreef een boek over wat hemzelf en zijn familie overkwam.

In 1982 had Ab Vortman de afspraak al geschonden door mee te werken aan een publicatie over het verzet in Oostelijk West-Friesland. Hij noemde daarbij overigens geen enkele naam. Vortman probeerde aan de hand van gedetailleerd beschreven voorbeelden vooral uit te leggen wat het werk van het verzet en met name van de knokploeg had ingehouden.

Na vragen van zijn dochter ging Kees rond 1985 een aantal zaken opschrijven. Dat leidde uiteindelijk in maart 1995 tot een in eigen beheer uitgegeven boek van zestig pagina’s, inclusief vele foto’s en illustraties: We wisten niet wat ons overkwam – Herinneringen aan ’40-’45in 1995 opgeschreven door Kees Stuijfbergen.

Onder andere de oudste zoon van zijn verzetskameraad Georges Trigallez, zijn vrouw Corry en zijn dochter Beatrix werkten eraan mee.

Verdieping

Meer weten over de familie Stuijfbergen tijdens de oorlog?

Lees HIER een uitgebreid verhaal waar Kees, de weduwe van Kees en de zoons van Sam aan het woord komen.