Het succes van de geheime telefooncentrale Post Poddie: een unieke samenwerking

Medewerkers van Post Poddie achter de centrale. Links Cor Kleppe, rechts Jo (Jasper) van Diepen (foto: J.D. Osinga, privéarchief familie Trigallez)

Al meteen na het begin van de bezetting wordt er in Nederland een illegale organisatie actief, de Ordedienst (OD). De OD, met vooral veel (ex)militairen, verwacht dat de Duitsers snel na de capitulatie weer vertrekken uit Nederland. Dan is er een organisatie als die van hen nodig om de orde te bewaren en de geallieerden te helpen. De Duitsers vertrekken echter niet en de Ordedienst wordt een verzetsorganisatie.

Hun voornaamste acties: sabotage van Duitse telefoonkabels en treinverbindingen én spioneren voor de Nederlandse regering in Londen. Ook in Hoorn.

In Hoorn is de chef wagenpark bij de PTT, Dick Bakker, actief voor de Ordedienst. Onder de schuilnaam “Oom Barend” zoekt hij voorzichtig contact met mensen die ook in actie willen komen tegen de bezetter. Hij benadert zijn PTT-collega’s Leo Trap (monteur buitendienst) en Cor Pommerel (monteur binnendienst) die staan te springen om in actie te komen. Net als hun baas, controleur Van Berkel. Het wordt het begin van wat later de geheime telefooncentrale Post Poddie is gaan heten.

Er sluiten zich meer mensen aan bij de geheime verzetsgroep. Zoals de vader van Cor, Wim Pommerel, inspecteur bij het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf van Noord-Holland en zijn collega Chiel van der Zel.

Ook Jo Iepenga, eigenaar van een zaak in elektriciteitsartikelen aan Kleine Oost 22, en zijn vrouw Marie zijn van de partij. Jo doet veel onderhoudswerk voor ”de PEN”, zoals het provinciaal elektriciteitsbedrijf wordt genoemd.

Dick Bakker
Leo Trap

Oosterpoort

Chiel van der Zel woont met zijn gezin in een dienstwoning van de PEN, boven de Oosterpoort. Hij beschikt over een diensttelefoon van het elektriciteitsbedrijf. Met hulp van de PTT- ers Leo Trap en Cor Pommerel (verzetsnaam PIM) slagen ze erin een illegale verbinding te maken met het hoofdkwartier van de Duitsers. Zo kunnen de berichten van de Ortskommandantur op de Grote Oost 6 worden afgeluisterd. Op zeker moment zijn er 24 uur per dag bij Van der Zel drie “vreemden” in huis om al de berichten af te luisteren.

De familie Van der Zel, met nog twee kinderen thuis, heeft zich teruggetrokken in de keuken en de twee slaapkamers. Er mogen geen vreemden meer in huis komen, bang als ze zijn dat hun tijdelijke kostgangers worden ontdekt. Dochter Aaf (12) mag geen vriendinnetjes meer mee naar huis nemen. Ze heeft van haar moeder opdracht gekregen om te zeggen dat haar ernstig zieke oma bij hun inwoont en op sterven ligt.

Dankzij de afgeluisterde berichten weet het verzet wanneer er arrestaties op komst zijn. Ook kunnen de mannen die de berichten afluisteren waarschuwen voor landverraders en infiltranten.

Oosterpoort omstreeks 1940 (foto: J.D. Osinga)

De telefonisten luisteren lijnen af, geven berichten door, schrijven of typen ontvangen berichten uit en zorgen dat die door koeriers en koeriersters worden bezorgd. En ze waarschuwden verzetsmensen en jongemannen die voor de Arbeitseinsatz zijn opgeroepen voor ongewenst bezoek van de Duitse Sicherheitsdienst of de Landwacht.

In het boek “We wisten niet wat ons overkwam”, beschrijft verzetsman Kees Stuijfbergen, die aan de Koepoortsweg woont, hoe Oom Barend hem op 11 juli 1944 persoonlijk komt waarschuwen dat hij die nacht beter niet thuis kan slapen. Er was een telefoontje van de SD-Amsterdam onderschept, waarin om assistentie werd gevraagd van enkele ter plaatse goed bekende Landwachters. Kees zoekt een ander slaapadres, maar diezelfde nacht worden de andere Stuijfbergens, vader, moeder en broer Leo, van hun bed gelicht en gevangen gezet.

Naar Kleine Oost 22

Naarmate de oorlog vordert, komen er zoveel berichten binnen dat er een betere en veiligere oplossing moet komen. In de zomer van 1944 worden al 50 tot 60 berichten per etmaal verspreid.

Er is meer telefooncapaciteit nodig. Gewone telefoonaansluitingen worden op last van de Duitsers afgesloten en de geallieerden zijn van plan om in West-Friesland en elders in Noord-Holland wapens, voedsel en andere dringende benodigdheden te droppen. Er moet een veilige verbinding komen voor het contact met de acht commandanten van de droppingterreinen.

Jo en Marie Iepenga blijken bereid een deel van hun keuken af te staan, zodat daar een nieuwe afluisterpost kan worden ingericht: Post District Drie (Poddie). Een bevriende en betrouwbare aannemer metselt in de keuken achterin het woonhuis Kleine Oost 22 halverwege de keuken een nieuwe muur. Voor de bijkeuken komt een blinde muur. Daarachter bevindt zich een geluiddichte ruimte, die alleen via twee luiken en een ondergrondse gang is te bereiken.

Uit het postkantoortje in Schellinkhout halen twee man van de PTT, zogenaamd op last van de Weermacht, een kleine door de Duitsers buiten gebruik gestelde telefooncentrale op. Het is een zogeheten kieskast, waar twintig lijnen op aangesloten kunnen worden. Klaas ter Hofstede, één van de medewerkers van Post Poddie, verhaalt in het boek “Bellen voor de vrijheid” hoe onder het mom van een storing onder de ogen van de Duitsers zelfs de straat tussen de Oosterpoort en het Kleine Oost wordt opengebroken om een ondergrondse kabel van de Oosterpoort naar Post Poddie te trekken.

Leo Trap heeft brutaalweg bij de Ortskommandantur een vergunning aangevraagd om de straat open te mogen breken. De reden is een storing. De storing is echt, alleen wordt die door een bovengrondse leiding veroorzaakt. De Duitsers hebben totaal geen argwaan. Van techniek hebben ze op de Grote Oost geen kaas gegeten. Dus werkt Leo in het volle daglicht aan het leggen van zijn illegale kabel. Zijn collega Cor Pommerel zorgt ervoor dat de kast met drie lijnen wordt aangesloten op de PTT-centrale in Hoorn, zodat ze de gesprekken van de Duitsers kunnen blijven afluisteren.

Hoofdkwartier van de Duitsers (foto: J.D. Osinga)

Een heel web van verbindingen

Eind 1944 is een immens illegaal telefoonnet ontstaan met directe lijnen naar de acht afwerpterreinen voor de droppings van de geallieerden en met verbindingen naar Medemblik, Enkhuizen, Schagen en een aantal tussengelegen plaatsen. Dat telefoonnet is dringend nodig, want de controles en de razzia’s van de Duitsers en de Landwacht zijn het laatste oorlogsjaar enorm toegenomen. Daardoor én door de staking van NS-personeel wordt het koerierswerk steeds moeilijker en gevaarlijker. Bovendien kost verzending van berichten via het koeriersnetwerk te veel tijd. Post Poddie is direct verbonden met centrales in Alkmaar en Amsterdam en via deze laatste centrale is contact mogelijk met de CID, de Centrale Inlichtingendienst en het landelijke net van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS), en met de regering in Londen.

Leo Trap en Klaas ter Hofstede van de PTT beschrijven na de oorlog op welke ingenieuze wijze de verbindingen met al die posten werd gelegd. Er werd gebruik gemaakt van een bonte verzameling van verbindingen: verlaten telexlijnen, niet gebruikte hoogspanningslijnen, bovengrondse PEN-verbindingen, het NS-net, zelfs ongebruikte Weermachtlijnen.

Het telefoonnetwerk loopt via bonte verzameling van verbindingen (foto’s: familie Kleppe)

De buitendienst-medewerkers van de PTT presteren het om langs een deel van de spoorlijn Alkmaar- Hoorn nog een afzonderlijke lijn te leggen. Door allerlei illegale verbindingen via onder andere de Nederlandse Spoorwegen, het provinciaal elektriciteitsbedrijf en andere particuliere bedrijven, ontstaat een regionaal netwerk van verbindingen van wel tachtig kilometer lang, soms onder de grond soms door de lucht.

Langs de spoorlijn Hoorn- Alkmaar komt nog een heel nieuwe illegale lijn (foto: familie Kleppe)

Zwijg!!

In september 1944 wordt het zuidelijk deel van Nederland bevrijd. De Ordedienst gaat dan net als alle andere verzetsorganisaties, zoals de Landelijke Hulp aan Onderduikers en de lokale en regionale knokploegen op in de Binnenlandse Strijdkrachten onder leiding van Prins Bernard. Deze organisatie gaat na de bevrijding van de rest van Nederland ook daar de orde handhaven.

Bij Post Poddie, zoals de post nu officieel heet, zijn de laatste oorlogsjaren wel twintig mannen en vrouwen dag en nacht in ploegendienst actief. Ze kennen vaak alleen elkaars schuilnaam. Die van studente Alida Bos is bijvoorbeeld Kniertje.

Niemand mag over zijn illegale werk praten. Er hangt een groot plakkaat met de tekst: “Zwijg!! Over alles wat men hoort. Na de oorlog kan men praten. Nu staat de kogel op praten.”

De mannen en vrouwen riskeren met hun werk hun leven. Bij de zender ligt altijd een handgranaat. Mochten de Duitsers de zender vinden, dan zullen ze die gebruiken. Beter zo te sterven dan gemarteld te worden en te riskeren geheime informatie los te laten.

De dood van Wim Pommerel

Dat het gevaar om opgepakt te worden niet denkbeeldig is, blijkt wel als Wim Pommerel in februari 1945 wordt gearresteerd. Zijn nummer is in handen gevallen van de Duitse geheime dienst, de Sicherheitsdienst (SD). De Duitsers hebben een geallieerde spion opgepakt. Bij hem thuis wordt een lijst met telefoonnummers gevonden. De SD laten een NSB’er al deze nummers bellen in de hoop dat iemand opneemt of dat een stem wordt herkend. Wim Pommerel valt door een verkeerde verbinding door de mand. Drie dagen later wordt hij door leden van de Landwacht in Hoorn aangehouden. Na gevangenschap, eerst in de Alkmaar en later in Amsterdam, wordt hij op 6 april 1945 in Limmen gefusilleerd, samen met negen anderen. Het is een wraakactie van de Duitsers voor de moord door het verzet op een Duitse militair kort daarvoor. De verslagenheid bij de medewerkers van Post Poddie is groot. Zoon Cor Pommerel gaat na het overlijden met dubbel zoveel energie door.

Wim Pommerel

Huiszoekingen en arrestatie

Ook de leider van Post Poddie, Jo (Jasper) Iepenga wordt gearresteerd en tien dagen gevangen gehouden. Hij houdt ondanks de beruchte foltermethoden van de geheime politie zijn mond. Drie keer komt de bezetter in het laatste oorlogsjaar aan de deur van Kleine Oost 22 om woning en werkplaats te doorzoeken. Elke keer leidt Marie Iepenga-Brouwer, uiterlijk kalm, de Duitsers door het huis. Centrale noch de illegale medewerkers van Post Poddie worden gevonden. Hoofd van de Landwacht Van der Spek zou na de oorlog vertellen, dat hij wist dat de centrale er was, maar dat het hem aan goed opgeleid personeel ontbrak om deze te ontdekken.

In april 1945 is het aantal berichten dat via Post Poddie wordt verzonden opgelopen tot wel 300 per dag! Vanuit Engeland worden via de wapendroppings extra voedsel, echte koffie en zelfs peppillen gestuurd, zodat de medewerkers van Post Poddie hun werk volhouden.

Ook Marie draaide telefoondiensten. Let op de handgranaten bovenop de zender (foto J.D. Osinga)

Kost niet schuldig

Dat er in de hectiek van het moment wel eens achteraf onjuiste informatie wordt doorgegeven, is onvermijdelijk. Zo wordt de opdracht voor de arrestatie door een landwachter van voedselcommissaris Adrie de Graaf in het berichtenverkeer via Post Poddie toegeschreven aan de in verzetskringen zeer gehate NSB’er Albrecht Kost. Zelf heeft Kost, die vanwege zijn vele functies bij de NSB twee jaar gevangen heeft gezeten, deze beschuldiging altijd van de hand gewezen. “Ik heb nog nooit een van mijn medeburgers verraden aan de Duitsers, noch aan de Landwacht.” Uit zeer recent onderzoek door de schrijfster Anita Bijdorp is gebleken dat landwachter Pieter Meyer voedselcommissaris De Graaf geheel op eigen initiatief heeft gearresteerd. Kost had hiermee niets van doen. Adrie de Graaf werd na zijn arrestatie, op weg naar Hoorn, zogenaamd tijdens een vluchtpoging door twee landwachters doodgeschoten.

Bijna loopt het echt mis als een van de commandanten van de afwerpterreinen, die allemaal een schuilnaam hebben, op bezoek komt bij Post Poddie en niet de afgesproken code noemt. PTT-er Klaas ter Hofstede herinnert zich dat Jan Vier op bezoek zou komen. Geen van de mensen bij Post Poddie kent hem persoonlijk. “Er kwam iemand, maar die ‘gaf zich niet bloot’, hij noemde de juiste codes niet.”

Een bijna fataal incident

De bezoeker wordt bij Marie Iepenga in de woonkamer gebracht. Ondertussen proberen de andere medewerkers na te gaan of de bezoeker een infiltrant zou kunnen zijn. Als het antwoord op die vraag niet snel komt, besluiten de aanwezige medewerkers om het zekere voor het onzekere te nemen en de man te liquideren. De bezoeker wordt meegenomen naar een pand aan de Koepoortsweg waar hij in een orchideeënkas zal worden omgebracht. Net op tijd komt het verlossende bericht dat de bezoeker wel degelijk Jan Vier is, zodat een groot drama wordt voorkomen.

Vanwege de belangrijke rol van Post Poddie bij de communicatie over de wapendroppings wordt het Kleine Oost bij de bevrijdingsfeesten versierd met parachutes die bij de droppings werden verborgen en bewaard.

Bevrijdingsfeest Kleine Oost (foto: J.D. Osinga)

Unieke samenwerking

De onderlinge samenwerking in Post Poddie wordt na de oorlog door deskundigen uniek genoemd. Er zijn vriendschappen voor het leven ontstaan. “Jasper” krijgt van de medewerkers van Post Poddie een speciaal dankboek. Hierin is een aantal van de berichten opgenomen, die via Post Poddie zijn doorgegeven.

Voor Leo Trap en zijn Joodse vrouw Elsje Beek wordt een groots bruiloftsfeest georganiseerd. Elsje en Leo waren tijdens de oorlog noodgedwongen gescheiden en Elsje dook drie jaar onder in hun huis in de Drieboomlaan 307 en trouwden op 30 mei 1945 voor de tweede keer. Zie ook: Elsje Beek zat drie jaar ondergedoken in haar eigen huis.

De mannen en vrouwen van Post Poddie, inmiddels opgegaan in de Binnenlandse Strijdkrachten, bereiden het stel op 30 mei 1945 een onvergetelijk bruiloftsfeest. Post Poddie- medewerkers zijn prominent aanwezig; in persoon en op andere manieren. Jo en Marie Iepenga worden de getuigen van Elsje en Leo. Cor Kleppe is deze dag ceremoniemeester en de mannen van de knokploeg worden ingezet om de enige twee familieleden van Elsje op te halen. Hoe groot de organisatie van Post Poddie was geworden, blijkt wel uit het aantal taarten waarmee Poddie zich deze dag presenteert: tien.

In het boek “De mannen van overste Wastenecker. De geschiedenis van de B.S. in Noord-Hollands Noorderkwartier, wordt post Poddie niet voor niets ‘de trots van het Gewest’ genoemd. Daarmee wordt gewest IV van de Binnenlandse Strijdkrachten bedoeld.

Hoe groot het netwerk aan verbindingen was, heeft Cor Pommerel in september 1945 nog eens voor zijn superieuren uitgetekend. De tekening is voor het boek “De zwarte bruid-De twee bruiloften van Elsje en Leo” van Christa van Hees bewerkt door Nico Dielen. 

Hoorn, december 2024, Christa van Hees