Joodse kleuter Gerry Mok overleefde de oorlog dankzij Jan en Dina Molenaar
Gerry Philip Mok, geboren op 5 mei 1937, groeide op in de Retiefstraat in de Amsterdamse Transvaalbuurt. In oktober 1942 werden Gerry en zijn ouders samen met andere Joodse bewoners uit de buurt opgehaald en naar de Hollandse Schouwburg gebracht. Het was de bedoeling dat iedereen op transport naar Westerbork zou gaan, maar de treinen waren te vol. Gerry en zijn ouders mochten voorlopig weer naar huis. Een dag later kwam “tante” Dina Molenaar uit Hoorn informeren hoe het met ze was. Ter plekke werd besloten dat het hele gezin bij de familie Molenaar in Hoorn zou onderduiken. Uiteindelijk zou alleen de 5 jaar jonge Gerry in Hoorn terechtkomen en de oorlog overleven. Hij was zijn onderduikouders Jan en Dina Molenaar eeuwig dankbaar en bleef zich tot aan hun dood hun zoon voelen.
De ouders van Gerry, Louis (Levie) Mok en Marianne Mok-Peereboom, hadden in Amsterdam een winkel in fruit en zuidvruchten. Gerry was hun enige kind. Zijn hele familie woonde in de buurt. Later zou Gerry Mok daarover zeggen: “Ik kon geen honderd meter lopen of ik kwam familie tegen. Overal waar ik daar liep, was ik thuis.” Over zijn moeder vertelde hij: “Zij was mijn baken. Zij was alles voor mij en ik was alles voor haar.”
Nooit tevergeefs beroep om hulp
Jan Willem Molenaar (1898) en Dina Maria Molenaar-Appelman (1902) woonden in de Merensstraat 78 in Hoorn-Noord en hadden zelf vier kinderen: Rijk, Jaap, Gre (Zus) en Riet (Kin). Beiden waren overtuigd communistisch, hoewel Dina van huis uit katholiek was en Jan gereformeerd. Jan en Dina werkten dag en nacht; mensen in nood klopten nooit tevergeefs bij ze aan. Hulp bieden deden ze al in 1934 aan Joodse vluchtelingen uit Nazi-Duitsland. De Nederlandse overheid jaagde hen terug de grens over, omdat Duitsland een bevriende mogendheid was.
Jan en Dina hadden de familie Mok leren kennen in een herstellingsoord in ’t Gooi. Daar lag een tante van Gerry die overspannen was. In diezelfde tijd verbleef ook Dina Molenaar daar om te herstellen. Toen in 1942 het lot van de Joden steeds volgens de berichten steeds beroerder werd aarzelde Dina geen moment. Zij vertrok naar Amsterdam om te informeren hoe het met de familie Mok was. Ze slaagde erin zich in het toen reeds afgezette Joods Kwartier (Judenviertel) binnen te praten. Aangekomen bij de winkel van Louis en Marianne Mok was de situatie slecht. De hele familie moest maar in Hoorn onderduiken, besloot ze. Louis en Marianne hadden nog het een en ander te regelen en zouden nakomen. Gerry ging direct mee met zijn zogenaamd tante.
Een mevrouw die op me zou passen
Over het afscheid van zijn ouders vertelde Gerry Mok vlak voor zijn dood het volgende. “Ze zeiden dat ik maar mee moest gaan, dat dit het beste voor me was. Dat die mevrouw echt goed op me zou passen.”
In de tram op weg naar het station joeg hij Dina de doodstuipen op het lijf toen hij hardop opmerkte “Maar tante, Joden mogen toch niet met de tram?” In hun kleine huisje in de Merensstraat waar Jan en Dina en hun vier kinderen woonden, waren toen al twaalf onderduikers. Met Gerry erbij werden het er dertien! Gerry speelde vooral binnen en soms in de tuin. Met alle kinderen Molenaar kon hij het goed vinden, maar met Jaap en Kin had hij een speciale band, ook omdat ze qua leeftijd dicht bij elkaar zaten. Zo had Jaap Molenaar een prachtig vliegtuig voor Gerry gebouwd. Ook had hij een fiets omgebouwd tot step.
Wachten op de trein
Af en toe mocht Gerry in de tuin spelen. Waar hij bij elke trein die op het nabijgelegen spoor passeerde, hoopte dat zijn ouders daarin zaten. Die zouden immers met de trein nareizen. Gerry hoopte tevergeefs en bleef dat lange tijd doen. Ook toen na de bevrijding duidelijk was dat zij nooit meer terug zouden komen. (Zie ook het interview dat de Volkskrant in 2005 met hem publiceerde.)
Enkele dagen na het bezoek van Dina Molenaar werden Levi en Marianne Mok opgepakt. Marianne is direct omgekomen in de gaskamers van kamp Sobibor. Louis werd te werk gesteld, waarschijnlijk in een steengroeve en is ergens in Midden Europa overleden.
Verstoppertje spelen
Dat Gerry de oorlog overleefde mag een wonder heten. Op 28 september 1943 hielden de Duitsers overal in de buurt van de Merensstraat razzia’s. Jan en Dina Molenaar werden gewaarschuwd en zorgden ervoor dat tien van twaalf oudere onderduikers naar de timmerwerkplaats van opa Molenaar in de Pieterseliesteeg vertrokken. Voor de andere twee werd elders een plek gevonden. De spullen van de onderduikers werden in een ruimte onder de vloer verstopt. Omdat Gerry nog maar klein was, besloten ze hem naar de overburen te brengen. Dat was de familie Dol op nummer 83 (nu: 79). Daar hadden ze zelf zestien kinderen, dus een meer of minder zou niet opvallen. Gerry werd in een kast gestopt onder het mom dat ze verstoppertje gingen spelen.
Bij de huiszoeking bij Jan en Dina Molenaar door de Duitsers werd niks gevonden. Waarna de Duitsers naar de timmerwerkplaats in de Pieterseliesteeg vertrokken. Er was duidelijk verraad in het spel. Negen van de tien de onderduikers werden opgepakt en overleefden de oorlog niet.
Zie ook het relaas van Wim Bongers uit de Pieterseliesteeg 5 over dit drama.
Gitzwarte krullenbol tussen Hollandse blondjes
Hoe lang Gerry bij de familie Dol is geweest, is niet bekend. Volgens Cor Dol (een van de zestien kinderen Dol) was het een hele tijd. “Gerry was een slechte eter. Hij at ’s morgens met moeite een sneetje brood. En o schande, wij zaten soms met drie of vier man te wachten op de korstjes die hij liet liggen.” Gerry was een prachtig kind met gitzwart krullend haar en viel dus wel degelijk op tussen de blonde, blauwogige kinderen Dol. Jan en Dina besloten dat drastischer maatregelen nodig waren. Zelf doken ze eerst met Gerry onder in ’t Gooi (bij de familie Smelik) en daarna in het Oosten van het land. Ze namen Gerry met zich mee. Hun eigen kinderen werden bij familie in Hoorn ondergebracht. Jan en Dina brachten de rest van de oorlog in het Overijsselse Hengelo door, Gerry kwam in Eibergen terecht bij een jong gereformeerd echtpaar, dat het als zijn christenplicht zag te helpen.
Terug naar Hoorn
Op 5 mei 1945, de dag van de bevrijding, werd Gerry jarig en werd hij 8 jaar. Even dacht hij dat de vlaggen die voor de bevrijding uithingen speciaal voor zijn verjaardag waren. Kort daarna haalden Jan en Dina Gerry op en namen hem als hun eigen kind mee terug naar Hoorn. Lopend ging het naar Urk en vervolgens met de boot naar Enkhuizen. Het laatste deel ging weer lopend. Achter een karretje met fietswielen en Gerry daar bovenop. Terug in Hoorn bleek uitgerekend hun (leegstaande) huis in de Merensstraat bij een vliegtuigcrash verwoest. De eerste tijd logeerde het herenigde gezin Molenaar bij opa en oma Molenaar. Later betrokken zij een andere woning in de Merensstraat, en wel op nummer 47.
Gerry was dol op zijn pleegouders. Hij werd er vreselijk verwend, maar Dina was een goede opvoedster. Dina was volgens zijn weduwe, Rita Mok, hartelijk, warm en ruimdenkend. “Vader Jan was weliswaar een ambachtsman, maar absoluut niet dom. Jarenlang was hij schaakkampioen van Hoorn.” Buiten het eigen gezin ging het minder goed. Op school werd Gerry gepest, uitgescholden voor “zwarte”.
Rechtszaak om Gerry terug te krijgen
Gerry was volgens Rita een moeilijk jochie, een weglopertje. En ondanks het feit dat hij superintelligent was, liep hij op school achter. Niets interesseerde hem. Tot overmaat van ramp werd hij verliefd op het dochtertje van een “foute” tandarts. Jan en Dina vonden het verschrikkelijk, maar lieten het gaan. Net zoals ze, ruimdenkend als ze waren, Gerry op verzoek van het Joods Maatschappelijk Werk naar een Joods feestje in Bilthoven lieten gaan. Toen Jan hem daar na het weekend kwam halen, kreeg hij Gerry niet meer mee. Gerry zou via het kinderweeshuis van de Bergstichting met een groep kinderen naar Israël gaan. Jan en Dina lieten het er niet bij zitten en spanden zelfs een rechtszaak aan om hem weer “thuis in Hoorn” te krijgen. De uitspraak van de rechter werd een compromis: Gerry zou via de Bergstichting naar een Joodse school gaan, maar mocht niet mee naar Israël. In de weekends kon hij dan naar huis.
Dubbel gevoel
Gerry had bij die gerechtelijke uitspraak volgens zijn weduwe een dubbel gevoel: hij was en bleef dol op Jan, Dina en hun kinderen. Tegelijk hervond hij via de zionistische Bergstichting zijn identiteit. “Daar vond hij geestverwanten, daar zaten kinderen die hetzelfde hadden meegemaakt als hij.” Zelf zei hij er kort voor zijn dood het volgende over: “Wat wij leerden in de Bergstichting was, dat wij terug zouden gaan naar ons eigen land dat helemaal moest worden bevochten (…) Het is het enige land ter wereld waar het zeker van is, dat het alles zal doen om je leven te redden (…) Israël vult voor mij het gat op van mijn verloren Amsterdamse jeugd.”
Carrière in de journalistiek
Na een periode van twaalf ambachten, dertien ongelukken en zonder diploma, belandde Ger Mok in de journalistiek. Aanvankelijk bij de Telegraaf. Rita Mok, die meer dan vijftig jaar met hem samen was, over die voor oudere buitenstaanders wellicht verrassende keuze: “Wat maar weinig mensen weten, is dat De Telegraaf in de oorlog zijn Joodse werknemers hielp onder te duiken.”
In 1969 werd Gerry Mok, die inmiddels de schrijversnaam Philip G. Mok had aangenomen, redacteur Buitenland bij Elseviers Weekblad en later chef Buitenland. Daarnaast schreef hij tot vlak voor zijn dood op 9 april 2012 columns voor het Nieuw Israëlitisch Weekblad.
Jan Molenaar bleef zijn vader
Het was in dit blad dat Gerry Mok in mei 1982 een ontroerend In Memoriam schreef voor Jan Molenaar, geboren op 27 november1898 en overleden op 16 mei 1982 . En en passant ook voor Dien (geboren op 8 april 1902 en overleden op 31 december 1970), die bijna twaalf jaar eerder onverwacht in Italië was overleden. “Voor mij zal Jan Willem Molenaar altijd het voorbeeld blijven van hoe een mens anderen de weg kan wijzen door simpelweg te doen wat verstand en hart samen zeggen. Met feilloze zekerheid herkenden zij (Jan en Dina, red.) het kwade als kwaad eenvoudigweg omdat zijzelf het goede waren(…).Met zijn pensioen van 43 jaar hard werken plantte Jan Molenaar op naam van de vrouw die hij oneindig liefhad voor vierduizend gulden bomen in het Woud der Martelaren. Hij stemde ook CPN. Wie trekt er scheidslijnen via politieke oordelen? Vader Jan heeft bewezen hoe onzinnig dat is. Waarin verschillen een goede Jood, een goed christen, een goede communist? Ach, waren alle communisten als hij, ik zou geen andere richting kiezen. (…) Ik zal opnieuw dertien bomen planten (net als voor Dina Molenaar, red): één namens elke onderduiker voor wie hij zijn leven op het spel heeft gezet (….) Hij was mijn vader. Ik zal zijn zoon blijven.”
Gerry Philip Mok kreeg met zijn vrouw Rita, een dochter Marianne Louise (Marlous) en een kleindochter (Fleur). Tot op de dag van vandaag onderhouden zij contact met de nakomelingen van Jan en Dina Molenaar.
Uitgeverij Peter Sasburg maakte in het kader van de serie Onderduik in West-Friesland een video waarin Gerry Mok en Kin (Marie) Molenaar aan het woord komen.
Comité 40-45 Hoorn heeft Jan en Dina Molenaar voorgedragen voor vernoeming met een straatnaam in Hoorn
Januari 2023, Christa van Hees
Bronnen: Interview met Rita Mok door Christa van Hees (2023), interview door Maurice Swirc met Gerry Mok in Nieuw Israelitische Weekblad (2012, Afscheid van mijn vader door G. Philip Mok in Israelitisch Weekblad, “West-Friesland in de jaren 40-45” (1982), artikel Volkskrant (2005), Presentatie 11 onderduikers in de Pieterseliesteeg van Marian Vleerlaag tijdens Open Joodse Huizen|Huizen van Verzet (2022), Interview Janneke te Hoven in het boek “Onderduik in West-Friesland” door uitgeverij Peter Sasberg (2010) en video van Peter Sasburg.