In 1942 werd in het voormalige Waterschapshuis Drechterland het hoofdkantoor gevestigd van de Duitsers in Hoorn en de regio. Wat de Duitsers niet wisten was dat er tegelijkertijd onderduikers woonden in de conciërgewoning erachter…
Onderwijzeressen Dieuw van Vliet en Aaf Dell hadden daar namelijk al onderduikers in huis. Zij bleven dit doen, ook toen het gebouw in november 1942 het hoofdkwartier van de Duitsers werd: de Orts-Kommandantur. Veilig was het bepaald niet in de conciërgewoning. Zo konden de onderduikers bijvoorbeeld alleen ‘s nachts naar de wc: deze bevond zich in het hoofdgebouw. Eenmaal liep het mis, een onderduiker moest op het toilet blijven, terwijl Dieuw de Duitser wegloodste die voor de deur stond. Aaf zou zogenaamd ziek in haar kamerjas op het toilet zitten en zich niet zo aan hem durven te vertonen. Dick Dell, het neefje van Aaf, kwam drie keer in de week bij zijn tante op bezoek. Dan smokkelde hij tabak, bonnenboekjes en andere zaken voor de onderduikers naar binnen.
Maar het bleef niet bij het houden van onderduikers. De moedige vrouwen werkten samen met hun strijdbare vriendin: Odile Moereels, de directrice van het Stadsziekenhuis. Zij liet Jodinnen als verpleegsters in het ziekenhuis werken. Op die manier zijn zeker tien vrouwen aan de dood ontsnapt. Odile Moereels was net als Dieuw en Aaf zeer koelbloedig. Als er een Duitse inval dreigde, verklaarde ze gewoon een barak tot besmet gebied. Een uitbraak van roodvonk, noemde ze dat. Er durfde geen Duitser meer naar binnen. Vrouwen en mannen ‘in quarantaine’ zaten er veilig… Samen bezorgden de drie vrouwen op deze wijze vele onderduikers in Hoorn een schuilplaats.
Uiteindelijk werd Aaf in februari 1944 opgepakt. Een van de verpleegsters in het ziekenhuis was namelijk bevallen van een zoon. De Joodse baby werd door Aaf naar een onderduikadres op de Tweeboomlaan gebracht, bij de familie Van den Berge die al twee onderduikers had. Abraham van den Berge was een collega-onderwijzer van Aaf Dell; zij werden allebei gearresteerd. Moeder Van den Berge dook met haar gezin onder en overleefde met de baby en haar kinderen de oorlog. Haar man overleed in een Duits concentratiekamp. In de Montessorischool aan de Johannes Messchaertstraat is een plaquette ter nagedachtenis aan Van den Berge aangebracht. (Zie het verhaal: Over een moedige onderwijzer en een Joodse baby.)
Ziekenzaal in het oude Stadsziekenhuis van Hoorn.
Vrouwen in gevangeniskleding buiten aan het werk in Ravensbrück bij een lorrie.
De baby werd gered, maar Aaf belandde in concentratiekamp Ravensbrück. Dieuw verhuisde noodgedwongen naar Roode Steen 13, en nam de onderduikers mee. Aaf Dell onderging vijftien maanden lang tot aan de bevrijding in Ravensbrück de verschrikkingen van het concentratiekamp, ze overleefde het echter. Tot driemaal toe is ze aan de gaskamer ontsnapt, tijdens alle verhoren heeft ze gezwegen als het graf.
Op 2 juni 1945 keerde Aaf Dell, sterk vermagerd maar geestelijk ongebroken, in Hoorn terug. De stad wist van haar komst. Op de Rode Steen stonden de mensen rijen dik te wachten. Leerlingen en hun ouders, familie en vrienden zorgden voor een ontroerend ontvangst. Dieuw van Vliet heeft nooit getwijfeld aan haar terugkeer. Ze bleven lesgeven en samenwonen tot ze overleden op 87-jarige en 81-jarige leeftijd, een jaar na elkaar.
Kunstenares Thea van Lier maakte in 1996 de bronzen plaquette voor Aaf Dell en Dieuw van Vliet. Deze is nog steeds aan de gevel te zien en de tekst daaronder luidt:
‘Dit Drechterlandse huis (1728) is vanaf 1915 in gebruik geweest als waterschapshuis van Drechterland en het latere waterschap Westfriesland. In de oorlogsjaren had de Duitse bezetter hier zijn Orts-Kommandantur gevestigd. In de conciërgewoning achter het huis hielden de dames Dieuw van Vliet (1887-1974) en Aaf Dell (1893-1975, links) in de jaren 1942-1943 vele onderduikers verborgen, onder wie acht Joodse landgenoten. De plaquette herinnert aan hun moed en onverschrokkenheid.’
Verdieping
Kijk op de site van Vereniging Oud Hoorn de filmpjes over honger in de oorlog.
Lees hier een uitgebreid artikel in het kwartaalblad van Vereniging Oud Hoorn uit 1995.