Als adjunct-gemeentearchitect in Hoorn kon Mechiel Wils aan de stempels komen om onderduikers te voorzien van een valse identiteit en bonkaarten. En zijn zelfontworpen woning aan het eind van de Tweeboomlaan lag afgelegen genoeg om tussenopvang te worden voor Joodse onderduikers. Tweeboomlaan 155 werd een haard van verzet, maar dat bleef niet onopgemerkt.
Van jongs af aan vertoonde Noord-Hollander Mechiel Wils (1898-1970) een grote maatschappelijke betrokkenheid en moreel besef. In zijn tienerjaren woedde in Europa de Eerste Wereldoorlog en de jonge Mechiel werd overtuigd antimilitarist. Toen hij in 1918 werd opgeroepen voor zijn dienstplicht weigerde hij en aanvaardde hij de consequenties. Hij werd opgesloten in de gevangenis op Oostereiland in Hoorn. Daar woonde hij inmiddels.
Mechiel Wils werd op 9 juli 1898 geboren in Oudshoorn en groeide op in Amsterdam met zijn twee broers. In die stad voltooide hij ook zijn opleiding tot architect. Omstreeks 1920 verhuisde Mechiel Wils naar Hoorn waar ook zijn vriendinnetje en latere vrouw Maretje Gravendijk woonde. In 1921 trouwden ze; een jaar later werd hun oudste zoon Wim geboren.
Tweeboomlaan 155
Enkele maanden later emigreerde het jonge gezin naar Amerika om daar hun geluk te beproeven. In 1924 werd daar hun dochter Joan geboren. De wereldwijde crisis in de jaren dertig bracht het gezin Wils terug in Hoorn. In 1932 kon Mechiel Wils bij de gemeente Hoorn aan de slag als adjunct-gemeentearchitect. Een klein jaar later, in 1933, werd het gezin uitgebreid met nog een dochter: Mary. Intussen was aan de Tweeboomlaan 155, helemaal aan het eind tussen twee sloten, het door Mechiel Wils zelfontworpen huis verrezen.
Mechiel was behalve met zijn baan bij de gemeente ook actief op sociaal gebied. Toen hij in 1939 merkte dat veel gezinnen moeite hadden om de eindjes aan elkaar te knopen begon hij, na een oproep van de samenwerkende jeugdverenigingen, met kerst een voedselactie. Hij bezocht persoonlijk alle winkels en praatte van allerlei etenswaren los, maar ook andere zaken waaraan een tekort was. Er was een vrachtwagen nodig om alles op te halen en er voor 250 gezinnen kerstpakketten van te maken.
Verborgen in een bankje
Toen op 10 mei 1940 de Tweede Wereldoorlog uitbrak, bleef Mechiel Wils niet werkeloos toekijken. De vrij afgelegen ligging van hun woning aan het eind van de Tweeboomlaan, maakte deze uitermate geschikt als tussenopvang voor joodse onderduikers. Dankzij zijn werk bij de gemeente kon Wils gemakkelijk aan allerlei stempels komen om de onderduikers te voorzien van een valse identiteit en bonkaarten. De papieren en geheime spullen, zoals stempels, waren verborgen in een gemetseld bankje bij de haard met een zwart marmeren plaat erop. De illegale radio was verborgen in een ruimte naast de wastafel in de ouderlijke slaapkamer.
Door het grote netwerk dat hij door zijn functie had, waren er tal van adresjes waar Mechiel Wils terecht kon voor voedsel. Al was dat zeker niet ongevaarlijk en je moest geluk hebben. Toen hij eens ’s avonds met een grote zak tarwe achterop zijn fiets door de politie werd aangehouden, bleken de agent en Mechiel Wils elkaar te kennen. Wils mocht doorfietsen en kon zijn illegale vrachtje toch nog afleveren.
De woning aan de Tweeboomlaan was het adres waar Joodse mensen die moesten onderduiken eerst heen werden gebracht. Daarna werden ze opgehaald door anderen die hen een onderduikadres zouden bieden. Dat alles gebeurde zo stil mogelijk en met zo weinig mogelijk licht. Ook bij de schoonouders van Mechiel, die in het centrum in de Kerkstraat 5 woonden, werden onderduikers ondergebracht.
Soms bleven onderduikers langer. Dochter Mary (toen ongeveer 10 jaar oud) herinnert zich dat bij hen thuis een jong echtpaar zat ondergedoken: het echtpaar Visser. Het bleek een valse identiteit. Later bleek het te gaan om het echtpaar A. Vleeschdraager. Ze zouden de oorlog overleven en hebben de mensen die daaraan hadden bijgedragen na de oorlog met een advertentie in de krant bedankt. De heer M. Wils in het bijzonder werd met naam en toenaam bedankt.
Rose en Berty
Eind 1943 waren er twee Joodse zusjes die een adres nodig hadden: Rebecca (Berty) (1929) en Roosje (Rose) (1926) Coster. Rose ging naar een gezin in de Drieboomlaan. De 13-jarige Berty werd als een eigen kind opgenomen in het gezin Wils. Mary en Berty werden onafscheidelijk; ze gingen naar dezelfde school en kregen allebei pianoles. Berty is ongeveer een half jaar in Hoorn ondergedoken geweest. Rose maar kort; zij vertrok al snel naar Ursem waar ook de ouders van Rose en Berty waren ondergedoken. Salomon (Sjarl) en Martha Coster zaten in Ursem ondergedoken bij burgemeester Van den Heuvel, maar werden verraden en opgepakt. Martha overleed op 6 maart 1944 in de gaskamers van Auschwitz, Sjarl enkele maanden later op 31 juli. Berty en Rose overleefden de oorlog. Lees hier hoe Rose wonderwel de oorlog overleefde.
Halverwege 1944 kwam er abrupt een eind aan de illegale activiteiten in Hoorn van Mechiel Wils. In Alkmaar was een lid van de knokploeg opgepakt en had doorgeslagen. Daardoor werden ook gegevens van het verzet in Hoorn bekend. Toen de Duitsers deze informatie telefonisch doorgaven aan hun collega’s in Hoorn, werd deze boodschap afgeluisterd. Via Dick Bakker van de PTT-telefoondienst werd de verzetsgroep Hoorn gewaarschuwd. Mechiel Wils kreeg de boodschap dat hij (en misschien ook zijn gezin) de volgende ochtend om 07.00 uur zou worden opgepakt.
Op de vlucht
Alle waardevolle spullen werden bij vrienden gebracht en de gezinsleden gingen op verschillende adressen elders slapen; Mary en haar moeder even verderop bij de familie Keetman in de Tweeboomlaan. Mechiel op de Grote Oost, waar hij met een verrekijker het hoofdkwartier van de Duitsers in de gaten kon houden. Hij zag hoe daar in de vroege ochtend de Duitse landwacht per auto naar de Tweeboomlaan vertrok. Daar bleken de Duitsers door een misverstand bij het verkeerde adres beland te zijn, namelijk bij het huis van de weduwe Groen. Vanuit hun tijdelijke logeeradres zagen Mary en haar moeder de Duitse soldaten in hun Volkswagen onverrichterzake terugkeren.
Het was duidelijk dat het in Hoorn te gevaarlijk was geworden voor Mechiel Wils en zijn gezin. Na een kort verblijf op een aantal adressen, onder meer in Amsterdam, verhuisde het gezin naar Den Haag. Daar werden ze uiteindelijk onder een andere naam in een flat op het Bezuidenhout ondergebracht, namelijk als de familie Van der Waal. Mary Wils werd Mary van der Waal. Wim en Joan waren in Amsterdam ondergedoken. Later verhuisde het gezin nogmaals, nu naar de Danckertstraat 13 in Den Haag.
Gif op zak
Onder zijn nieuwe naam bleef Mechiel Wils actief in het verzet, waar voortdurend het gevaar van verraad was. Om die reden liep Mechiel altijd met rattengif op zak om in te nemen als hij zou worden opgepakt. Hij wilde koste wat kost voorkomen dat hij anderen zou verraden als hij zou worden opgepakt en gemarteld. Het gif heeft hij gelukkig nooit hoeven gebruiken, al heeft het er soms om gespannen. In Amsterdam, in de buurt van de Joodse Schouwburg werd Wils eens door een Duitse soldaat aangehouden. Die vroeg hem om zijn naam. Nadat hij zich als Van der Waal bekend had gemaakt moest hij zijn identiteitsbewijs tonen. Dat was een probleem: Wils had twee verschillende identiteitsbewijzen bij zich. Maar in welke zak zat nu het goede? Het geluk was met hem.
Na de bevrijding keerde het gezin Wils terug naar Hoorn, naar de Tweeboomlaan 155. Bij zijn werkgever, de gemeente Hoorn, stond hij geregistreerd als “ongeoorloofd niet op het werk verschenen”. Toen de ware toedracht bekend werd, werd hij gerehabiliteerd. Korte tijd later kreeg Mechiel Wils een belangrijke functie bij het Ministerie van Wederopbouw in Den Haag. Als architect was hij onder meer verantwoordelijk voor de import van houten woningen uit Oostenrijk en Finland. Het Nederlandse Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting slaagde erin om Nederlandse gedroogde groenten, visconserven en zaden te ruilen tegen achthonderd woningbouwpakketten voor houten woningen om de woningnood in ons land enigszins te kunnen lenigen. Deze woningen werden over het land verdeeld. In de Noordoostpolder werd een honderdtal woningen gerealiseerd, onder andere in Emmeloord, Marknesse, Ens, Kraggenburg en in het Haagse Kijkduin. Mechiel Wils werd voor dit werk onderscheiden als Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Onderscheiding niet nodig
Zijn werk voor het verzet beschouwde Mechiel Wils als vanzelfsprekend. Hiervoor heeft hij nooit een onderscheiding (willen) ontvangen. Na de oorlog heeft Mechiel Wils zijn vrouw eens bekend dat de oorlogsperiode zijn mooiste tijd was. Omdat hij toen hulp kon bieden zonder daarvoor opdracht te hebben gekregen en zonder daarover verantwoording te hoeven afleggen. Trots op zijn daden was hem vreemd. Zelfs waar anderen werden geëerd om hun daden, gaf hij er de voorkeur aan om anoniem te blijven. Met de joodse zusjes Berty en Rose heeft het gezin tot aan hun dood in 2002 (Berty) en 2021 (Rose) contact gehouden. Lees hier de persoonlijke herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog van Mary Wils, de jongste dochter van Mechiel en Maretje Wils.
Bron: Presentatie Mary Wils tijdens Open Joodse Huizen, een gesprek met Mary Wils en schriftelijke bronnen.